dinsdag 18 augustus 2015

Over overleven

© ANP. Kinderen in het Getto van Warschau op een archieffoto uit 1939.


‘Over overleven’ gaat over het leven in een ontluisterende en levensbedreigende wereld. Over twee boeken, waarin vertelt wordt hoe twee kinderen Mika en Aron moeten zien te overleven in het getto van Warschau. Beiden ontmoeten Janusz Korczak en de kinderen in zijn weeshuis.


Het staat in ons geheugen gegrift: op 6 augustus 1942 worden Janusz Korczak, zijn medewerkers en 200 weeskinderen vanuit het getto in Warschau gedeporteerd naar het vernietigingskamp Treblinka, waar ze twee dagen later worden vergast. Korczak zelf weigert zijn kinderen in de steek te laten en vergezelt hen tot het bittere eind.


Ook Korczak moet in zijn kindertijd al zien te overleven. René Görtzen schrijft over de jeugd van Janusz Korczak (zijn eigenlijke naam: Henryk Goldszmit): ”Henryks kindertijd kenmerkte zich voor een deel door eenzaamheid en angst, mede veroorzaakt door het geringe respect waarmee zijn ouders hem bejegenden. Zijn blijde dagen hingen meer af  van wat er in hem gebeurde dan van wat er om hem heen plaats vond. Hij kon uren lang in zijn eentje spelen, weggekropen voor zijn omgeving. Als kind leerde hij al door middel van dagdromen en fantasieën over een denkbeeldig leven zijn eigen leed en de eenzaamheid van zijn kinderjaren te verzachten.”


Dat verlangen naar een ander leven krijgt concreet vorm in het werk en leven van Korczak. Verbeelding, fantasie en onze dromen helpen ons het leven door. Helpen ons te overleven. Zelfs met de dood voor ogen houdt de droom van een “beter leven” ons staande.


Ook in het getto van Warschau, waar Joden worden opgesloten om vandaar naar de gaskamers te worden gestuurd, weten kinderen te overleven.




Eva Weaver vertelt in “De Poppenspeler van Warschau” het aangrijpende verhaal van Mika.  Zijn opa wordt dood geschoten en Mika erft zijn jas vol grote en kleine geheime zakken waarin handpoppen verstopt zitten. Poppen, die zijn opa zelf gemaakt heeft. Mika maakt samen met Ellie, die het benauwde appartement in het getto met hem en zijn moeder deelt, eigen poppen en samen verzinnen ze hun eigen verhalen. Met de poppen lukt het Mika om de kinderen hun leed en dat van hemzelf even te doen vergeten.


Op weg naar het huis, waar Mika gevraagd is een voorstelling te geven, ontmoet hij Hannah, die op zoek is naar haar broer. Als Mika haar thuis brengt blijkt ze in het weeshuis van Korczak te wonen. Hannah stelt hem voor als de poppenspeler waarop de kinderen hem smeken of ze de poppen mogen zien.
“Terwijl ik daar stond te midden van mijn gillende publiek, improviseerde ik een goochelvoorstelling, want de poppen hadden inmiddels aardig wat fantastische trucjes onder de knie gekregen. Uit het labyrint van de jas toverde ik een papieren bloem te voorschijn, een klein konijntje dat ik van een restje bont had gemaakt en een klein viooltje. En voor het allereerst in lange tijd, omringd door deze zee van gillende graaiende kinderen was ik gelukkig.”
Vlak voor de deportatie van de kinderen komt Mika nog een keer in het weeshuis. Hannah vraagt dan of hij met haar wil trouwen. Mika vertelt haar dat dat niet kan, omdat ze teveel in leeftijd verschillen. Hannah is heel verdrietig. Voordat hij weggaat krijgt hij van Hannah een tekening. Er staan twee poppetjes op die hand in hand onder een vrolijke zon staan: de een groot, de ander klein. De een droeg een broek, de ander een rood met oranje rokje. Ze lachten allebei vrolijk en tussen hen in fladderde een kleurige vlinder. Er onder had ze geschreven: ’Voor mijn vriend Mika van Hannah - kom gauw terug.’


Het tweede verhaal gaat over Aron beschreven in “Het boek van Aron” door Jim Shepard. Aron is een treurig jongetje in een treurige wereld. Hij slaat medicijnflesjes stuk, laat de dieren van de buren ontsnappen, haalt op school hele slechte cijfers, speelt in de regen en de modder en slaapt slecht. Het is allemaal niet kwaad bedoeld en elke keer maakt hij weer voor zichzelf lijstjes van wat hij wil verbeteren. Eenmaal in het getto sluit hij zich aan bij een bende kinderen, die smokkelen en illegaal handel drijven. Dat is heel gevaarlijk. Word je gesnapt dan kan je ter plekke worden dood geschoten. Iets wat met regelmaat gebeurt. Door zijn naïviteit en goedgelovigheid wordt er misbruik van hem gemaakt en komen twee kinderen om het leven. Als zijn vader en broer zijn verdwenen naar de werkkampen en zijn moeder is overleden komt hij in het weeshuis van Korczak terecht. Hij wordt direct bij allerlei klussen ingeschakeld.
Korczak en Aron raken met elkaar in gesprek. “Ik ken jou nog van de bende bij de poort”, zegt Korczak en als Aron zich wil verontschuldigen antwoordt Korczak dat het oké is. Volgens hem, vertelt Aron, ben ik niet de wrede jongen en moet iedereen doen wat hij moet doen om te overleven. Voor hen die honger hebben is alles geoorloofd.
Vanaf dat moment vergezelt Aron Korczak op zijn bedeltochten door het getto om geld en voedsel in te zamelen .
Aron werkt ook hard mee aan de voorbereidingen van het toneelstuk “De postbode” geschreven door RabindranathTagore. Iedereen, die het weeshuis welgezind is, wordt hiervoor uitgenodigd.


De hoofdpersoon in ‘De postbode’ is Amal, een doodzieke weesjongen die van de dokter het huis van zijn adoptiefouders niet mag verlaten. Amal droomt dat de lijfarts van de koning hem bezoekt en dat de koning zelf zal langskomen. Dankzij dit vooruitzicht op verlossing en een beter leven is Amal gelukkig als hij sterft.


Wilde Korczak op deze manier de kinderen van hun angst voor de dood bevrijden?
Het stuk werd opgevoerd op 18 juli 1942. Op 6 augustus werden Korczak en de kinderen weggevoerd. Dit wordt door Shepard op een aangrijpende manier beschreven.


Shepard eindigt zijn boek als volgt:


Korczak en Aron staan dicht bij elkaar op het terrein van waar ze met treinen worden weggevoerd. Aron vertelt: “Hij bukte zich nog verder, tot hij zo dichtbij was dat ik hem kon ruiken. Hij nam mijn hoofd in zijn handen en bracht zijn voorhoofd naar het mijne. Ik stond te janken en maakte zijn gezicht nat, maar hij kwam alleen nog maar dichterbij. “Het kind heeft recht op respect”, zei hij. “Het kind heeft het recht zich te ontwikkelen. Het kind heeft het recht om te leven. Het kind heeft het recht om verdriet te hebben. En het kind heeft het recht om fouten te maken.””

Geen opmerkingen:

Een reactie posten