vrijdag 4 september 2015

Oorlogskinderen


Twee indringende boeken over kinderen in de tweede wereldoorlog. "De boekendief" is geweldig geschreven. Als je eenmaal begint laat het boek je niet los. Ook de opzet en lay-out zijn heel bijzonder. Het boek speelt zich af in een plaatsje in Duitsland. Liesel is de hoofdpersoon. Zij gaat naar een pleeggezin, omdat haar ouders verdacht worden van communistische sympathieën. Ze trekt daar op met haar vriendje Rudy. Boeken en woorden helpen Liesel om te overleven. Rudy's grote voorbeeld is Jesse Owens. Haar pleegvader en later oom Max zijn Liesels steun en toeverlaat. Zij leveren de woorden. Aan het eind van de oorlog wordt het dorp gebombardeerd, waarbij veel mensen omkomen. Het verhaal wordt vertelt door de Dood.

"Als je het licht niet kunt zien" gaat over Marie-Laure, die blind is en opgroeit in Parijs, en over Werner, die opgroeit in een weeshuis samen met zijn zusje Jutta in een mijnstadje in Duitsland. Werner blijkt zeer intelligent op het gebied van wiskunde en met name radiotechniek. Een hoge officier ontdekt dat en zorgt er voor dat hij een opleiding voor officier mag volgen. Jutta ziet dat als verraad en als Werner aan het eind van de oorlog naar het front moet raakt hij steeds meer met zichzelf in de knoop.
Marie-Laure wordt op haar zesde jaar blind. Haar moeder is overleden en haar vader steunt haar zoveel hij kan. Hij voorziet haar van boeken in braille en maakt een maquette van de omgeving, zodat ze thuis kan oefenen haar weg te vinden voor ze daadwerkelijk met haar stok naar buiten kan. Vanuit Parijs, dat gebombardeerd wordt, vluchten ze naar Saint-Malo waar familie woont. Ook hier bouwt vader weer een maquette van de omgeving voor Marie-Laure. De opa van Marie-Laure verzorgde voor de oorlog radio-uitzendingen, die ook door Jutta en Werner werden gehoord.
In Saint-Malo komen uiteindelijk alle wegen bij elkaar en vindt de ontmoeting tussen Werner en Marie-Laure plaats.
Als Werner een meisje in dat zelfde Saint-Malo ziet schommelen wordt de knoop ontwart. Anthony Doerr schrijft:

Het meisje klimt op de schommel en slingert heen en weer terwijl ze haar benen strekt, en bij Werner, die naar haar kijkt, gaat er van binnen een luikje open. Dit is het leven, denkt hij, dit is waarom we leven, om zo te kunnen spelen op een dag waarop de winter eindelijk zijn grip verliest.
-hij is een jongetje op zijn zolderkamer, dat zich vastklampt aan een droom,die hij niet wil loslaten,.....

Aan het eind van haar leven denkt Marie-Laure na over wie haar ontvallen zijn. Dit citaat, in iets aangepaste vorm, lijkt mij een mooie afsluiting:
Misschien stropen hun geesten wel in hele hordes de lucht af, als zilverreigers, als sternen, als spreeuwen? Misschien vliegen er wel enorme vliegtuigen vol zielen rond, vervaagd maar wel hoorbaar, als je maar goed genoeg luistert? Ze zweven boven de schoorstenen, rollen over de trottoirs, glijden door je jas en je trui, borstbeen en longen en komen er aan de andere kant weer uit, de lucht een bibliotheek vol boeken waarin elk leven dat is geleefd, elke zin die is uitgesproken, elk woord dat is uitgezonden nog weerklinkt.
       Elk uur, denkt ze, valt er iemand weg die zich de oorlog nog kan herinneren.
       We herrijzen in het gras. In de bloemen. In liedjes.

Zou de dood, die het verhaal van de boekendief vertelt, hier het antwoord op weten?